Verklaring (XIV) nopens het verbod om projectielen en ontplofbare stoffen uit luchtballonnen te werpen
Detail
- Plaats: Den Haag
- Aangenomen: 18-10-1907
- Inwerkingtreding: 26-01-1910
In België
- Ratificatie: 06-08-1910
- Inwerkingtreding: 07-10-1910
- Ondertekening: 18-10-1907
- Publicatie: 06-11-1910
- Geen voorbehoud of verklaring
Een van de thema’s in het Russische voorstel voor het programma van de Eerste Vredesconferentie van Den Haag was het verbod van het werpen van eender welk soort projectielen of ontploffende stoffen uit ballonnen. In voorgaande oorlogen werden ballonnen op kleine schaal gebruikt, maar er werd veel gespeculeerd over het toekomstig gebruik van vliegtuigen in een oorlog. Op de Eerste Conferentie van Den Haag werd het verbod aanvaard voor de duur van vijf jaar, tot 4 september 1905. Op het ogenblik van de Tweede Conferentie van Den Haag was de luchtnavigatie zodanig geëvolueerd dat heel wat staten, vooral de grootmachten, een meer terughoudende houding aannamen. De verklaring van 1907 moest van kracht blijven tot de geplande Derde Vredesconferentie. Daar deze conferentie nooit heeft plaatsgevonden is de verklaring van 1907 formeel nog steeds van kracht.
Vele belangrijke staten, zoals Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan en Rusland, hebben de verklaring nooit ondertekend of geratificeerd. Oostenrijk-Hongarije heeft getekend, maar heeft nooit geratificeerd. Van de grootmachten hebben enkel de Verenigde Staten en het Verenigd koninkrijk getekend en geratificeerd.
De pogingen om in 1907 een permanent verbod te aanvaarden op het werpen van projectielen uit de lucht heeft geleid tot de aanvaarding van artikel 25 in het Reglement van Den Haag op oorlog te land. Dit artikel verbiedt de aanval of het bombarderen van onverdedigde steden, dorpen… ‘door gelijk welk middel’, dus ook door aanvallen of bombardementen uit de lucht.
De verdragstekst
De ondergetekende Gevolmachtigden van de tot de Tweede Internationale Vredesconferentie van Den Haag uitgenodigde Mogendheden, te dien einde door hun Regeringen behoorlijk gemachtigd,
Geleid door de gevoelens welke hun uiting hebben gevonden in de Verklaring van Sint-Petersburg van 29 november / 11 december 1868, en wensend de Verklaring van Den Haag van 29 juli 1899, welke is komen te vervallen, te hernieuwen,
Verklaren:
De verdragsluitende Mogendheden stemmen voor een tijdperk, lopende tot het einde van de Derde Vredesconferentie, toe in het verbod om, uit luchtballen of op andere dergelijke nieuwe wijzen, projectielen en ontplofbare stoffen te werpen.
Deze verklaring is slechts verbindend voor de Verdragsluitende Mogendheden in geval van oorlog tussen twee of meer van hen.
Zij houdt op verbindend te zijn op het ogenblik dat in een oorlog tussen verdragsluitende Mogendheden, een niet verdragsluitende Mogendheid zich mocht aansluiten bij een van de oorlogvoerenden.
Deze verklaring zal binnen de kortst mogelijke termijn worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen in Den Haag worden neergelegd.
Van de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt waarvan een gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden overgemaakt aan alle verdragsluitende Mogendheden.
De niet ondertekenende Mogendheden kunnen tot deze Verklaring toetreden. Zij hebben te dien einde hun toetreding kenbaar te maken aan de verdragsluitende Mogendheden, door middel van een geschreven kennisgeving gericht aan de Nederlandse Regering en door deze meegedeeld aan al de andere verdragsluitende Mogendheden.
Moest een van de Hoge Verdragsluitende Partijen deze Verklaring opzeggen, dan zal die opzegging eerst gevolg hebben één jaar na de schriftelijke kennisgeving aan de Nederlandse Regering, welke door deze onmiddellijk wordt meegedeeld aan al de andere verdragsluitende Mogendheden.
Die opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Mogendheid die er van kennis heeft gegeven.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden deze Verklaring van hun ondertekening hebben voorzien.
Gedaan in Den Haag, op 18 oktober 1907, in enkelvoudig exemplaar, dat neergelegd blijft in de archieven van de Nederlandse Regering en waarvan gewaarmerkte afschriften langs diplomatieke weg worden overgemaakt aan de verdragsluitende Mogendheden.