Opnieuw aanvallen op hulpverleners in Afghanistan en Syrië

Hulpverleners gedood in Afghanistan

Zes medewerkers van het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) zijn om het leven gekomen in Afghanistan. Twee anderen zijn nog steeds vermist.

Het ICRC-team, bestaande uit 3 chauffeurs en 5 hulpverleners, waren onderweg om hulpgoederen te leveren in het stadje Shibergan. Hun konvooi werd onder vuur genomen door gewapende mannen. 

"Dit is een verachtelijke daad. Niets kan de moord op onze collega's en vrienden rechtvaardigen," zegt het hoofd van ICRC in Afghanistan Monica Zanarelli. "We willen nu in de eerste plaats deze vreselijke gebeurtenissen verwerken en alles op alles zetten om onze twee vermiste collega's terug te vinden."

"We veroordelen deze opzettelijke aanval op ons team. Dit is een grote tragedie, we zijn allemaal in shock," zegt Peter Maurer (voorzitter ICRC). "De hulpverleners deden gewoon hun job: andere mensen helpen en de lokale gemeenschap ondersteunen. Onze gedachten gaan dan ook uit naar de familie en vrienden van onze collega's."

Momenteel is het nog niet duidelijk wie de aanval uitvoerde en waarom.

Ondertussen is beslist om de hulpverlening in Afghanistan voorlopig stop te zetten. Het ICRC wil eerst uitzoeken wat er precies gebeurd is alvorens het werk opnieuw te hervatten.

Aanval op distributiecentrum van SARC

De Syrische Rode Halve Maan (SARC), het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) en de Internationale Rode Kruisfederatie (IFRC) veroordeelen meteen ook de aanval op het SARC distributiecentrum in Hamadaniya, Aleppo. Eén medewerker van SARC werd gedood, zeven andere medewerkers en vrijwilligers raakten gewond. Twee burgers die hulpgoederen kwamen halen overleefden de aanval niet, verschillende anderen werden gewond. 

Aanvallen op hulpverleners, burgers en medisch personeel zijn in strijd met het internationaal humanitair oorlogsrecht. Het oorlogsrecht beschermt iedereen die niet deelneemt aan de strijd, zoals hulpverleners en medisch personeel. Strijdende partijen mogen deze personen niet rechtstreeks aanvallen, klinkt het in de mededeling van het ICRC.