Het leven zoals het is: het noodopvang-centrum

Grijze wooncontainers met een rood dak en dito deur op een betonnen vlakte. Dàt is het noodopvangcentrum van Leopoldsburg. Het enige dat iets of wat kleur geeft aan deze plek zijn de mensen die er nu wonen: huidskleur, ja maar hun kinderen lopen ook rond in fluo roze winterjassen en mutsjes vol pomponnetjes.

De familie Lahmouni laat me binnen in hun euh… container? Huis? Slaapkamer? Twee stapelbedden, een tafel en 4 stoelen. Ze komen uit Syrië – “Aleppo” verduidelijkt de zoon van 19. Ik vraag me af waar hun spullen zijn. In de ijzeren locker ligt wat toiletgerief en wat kleren waar ik bij één weekendje weg nog niet genoeg aan heb. ‘Deze mensen hebben niets’. Ik weet niet waarom – maar plots overvalt me dat. ‘Deze mensen hebben niets’.

Belgium - Belgique

De vader steekt zijn duim op en blijft lachen en herhalen ‘Thank you, Belgique’ – ik krijg het niet over mijn hart om hem te corrigeren. ‘It’s Belgium’ blijft in mijn keel zitten. Dochterlief van 8 jaar laat me haar bed zien en klimt dapper naar de bovenste ligplaats. Ze draait zich om, kijkt me recht in mijn ogen en zingt bijna: ‘I love you’. Ik weet niet waar ik het heb en zeg automatisch ‘I love you too’.

De zoon vertaalt het verhaal dat zijn moeder me vertelt ‘oorlog, schieten, angst, vluchten, mensensmokkelaars, de onzekerheid, de tocht, de miserie en dan Belgique’. Vader Lahmouni blijft ondertussen als een soort mantra ‘Thank you Belgique, thank you Belgique’ herhalen. ‘We zijn veilig’ besluit de moeder ‘mijn kinderen zijn veilig, dat is het allerbelangrijkste en daar dank ik je voor’. Waarop ik haar wél corrigeer en zeg dat ik er persoonlijk écht voor niets tussen zit. ‘Het Rode Kruis’, zegt haar zoon – ‘ze bedoelt het Rode Kruis’.

Dankbare familie

Ah ja – het Rode Kruis zit er natuurlijk wél voor iets tussen. We vangen momenteel 4500 asielzoekers op. We hebben ons de afgelopen drie maanden dubbel geplooid om asielzoekers een dak boven het hoofd te geven, warm eten, medische zorgen, een bed om in te slapen maar ook wasmachines om kleren in te wassen, zakgeld om kleine dingen mee te kunnen kopen, kledij tegen de koude en tegen de regen.

Boze Ahmed

Maar niet elke vluchteling is daar tevreden mee. De buurman van de familie Lahmouni – Ahmed uit Palestina, bijvoorbeeld. “Ik wil een dokter zien, waarom is dat onmogelijk?” steekt hij tegen mij van wal als hij het Rode Kruislogo op mijn jas ontdekt. Nog voor ik kan antwoorden buldert hij in redelijk goed Engels verder. “Het is schandalig dat je hier mensen opvangt, terwijl het hier niet helemaal af is, het eten lijkt ook nergens naar, het ontbijt ’s ochtends is veel te vroeg, ik moet naar buiten als ik ’s nachts het toilet wil gebruiken, het water van de douches is niet warm genoeg en ik wil hier niet blijven. Ik wil naar mijn neef die in Retie zit”.

Be kind, always

Ik probeer hem uit te leggen dat dit inderdaad over zeer rudimentaire opvang gaat en dat we ons best doen om de opvang zo goed mogelijk te organiseren. Ik probeer hem duidelijk te maken dat we met procedures werken (doktersbezoeken, etenstijd etc) omdat noodopvang een collectief gegeven is. We kùnnen niet aan alle individuele eisen voldoen. Ik probeer hem ook duidelijk te maken dat een transfer naar een ander centrum onmogelijk is omdat àlles vol zit. Of hij het echt begrepen heeft – durf ik te betwijfelen. Misschien wil hij het wel begrijpen maar kàn hij het niet. Plots moet ik aan dat onnozel zinnetje denken dat ik laatst op facebook zag passeren:

“Everyone you meet is fighting a battle you know nothing about. Be kind, always.”

 

Meer artikels van deze expert